34370 |
neusring |
varkensring:
vęrkǝsreŋk (Q093p Rosmeer)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
dresen:
dre.sǝ (Q093p Rosmeer)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
herlopen (ww.):
hęrlǫpǝ (Q093p Rosmeer)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
21654 |
niet gunnen |
inhouden:
ps. omgespeld volgens Frings.
zə joͅnt ēngəha͂tə (Q093p Rosmeer)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21104 |
niet lekker vinden |
niet eten:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
ijt (Q093p Rosmeer)
|
lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
nùwjôr (Q093p Rosmeer)
|
Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
18020 |
niezen |
niesten:
nieste (Q093p Rosmeer)
|
niezen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
nagelwortel:
nôgəlwottele (Q093p Rosmeer)
|
ik heb twee nijdnagels (bijwas langs de vingernagel; Fr. envie) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuikje:
kēkskǝ (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
21651 |
notariskosten |
kwaad geld:
ps. omgespeld volgens Frings.
kōi̯tgeͅlt (Q093p Rosmeer)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|