21626 |
twee frank |
dobbele frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
dabələ fraŋ (Q093p Rosmeer)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21648 |
tweede verkoping |
toeslag:
ps. omgespeld volgens Frings.
təwsloͅx (Q093p Rosmeer)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34234 |
tweespeen |
tweedemer:
twēdęmǝr (Q093p Rosmeer)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
21619 |
twintig frank |
schijf:
ps. omgespeld volgens Frings.
šēͅjf (Q093p Rosmeer)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33597 |
ui, ajuin |
en:
ien (Q093p Rosmeer),
in (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 2a (1963)]
I-7
|
33788 |
uier |
uier:
øi̯ǝr (Q093p Rosmeer)
|
Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-12
|
34157 |
uieren |
bijkomen:
(de koe) kęmp bęi̯ (Q093p Rosmeer)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
21664 |
uit de hand verkopen |
omzetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
əm zeͅtə (Q093p Rosmeer)
|
Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34169 |
uitgeteld zijn |
haar vaardig maken:
haar vaardig maken (Q093p Rosmeer)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
17854 |
uitglijden |
uitschrikkelen:
ootchrikkelen (Q093p Rosmeer),
ootsjrikkele (Q093p Rosmeer),
ōtsjikkelen (Q093p Rosmeer)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)]
III-1-2
|