34070 |
vet te mesten vaars |
vetvaars:
vǝtvi̯as (Q093p Rosmeer)
|
[N 3A, 75c]
I-11
|
30928 |
veter |
schoestaartel:
šuǝstatǝl (Q093p Rosmeer),
staartel:
statǝl (Q093p Rosmeer)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
34071 |
vetkoe |
vetkoe:
vet[koe] (Q093p Rosmeer)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vetwęi̯ (Q093p Rosmeer)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vi̯ę.lǝ (Q093p Rosmeer)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
e knepke (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21542 |
vijf frank |
paardsoog:
ps. omgespeld volgens Frings.
pjatsōu̯x (Q093p Rosmeer)
|
5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
e kwartche (Q093p Rosmeer),
e kwartsje (Q093p Rosmeer)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21621 |
vijftig frank |
schijf:
ps. omgespeld volgens Frings.
šēͅjf (Q093p Rosmeer)
|
50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17768 |
vinger |
vinger:
véngər (Q093p Rosmeer)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|