18784 |
franje |
fronjel:
fruinjələ (Q093p Rosmeer),
frŭnzjel (Q093p Rosmeer)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || franje [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
20586 |
fruit bewaren |
fruit bewaren:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
frëet bewôre (Q093p Rosmeer)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
frëet (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
19727 |
fuchsia |
belletjes:
slechts mv.
bellekes (Q093p Rosmeer)
|
fuchsia [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
17807 |
gaan |
gaan:
gwĕŭ (Q093p Rosmeer)
|
gaan [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
kotje:
kītšəs (Q093p Rosmeer)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21314 |
galgenaas |
een voor de galg:
das ëene ver de galleng (Q093p Rosmeer),
ééne ver de galleng (Q093p Rosmeer)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] || galgenaas [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
19375 |
gang |
gang:
gāŋk (Q093p Rosmeer)
|
gang [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
33372 |
gang naast de koeienstand |
gang:
gaŋk (Q093p Rosmeer),
zijgangetje:
zē̜ ̞i̯gɛŋkskǝ (Q093p Rosmeer)
|
In een bepaald type stal loopt er naast de koeienstand, tussen de schutting en de muur, een vrij smalle gang; soms, bij een ander type stal, zijn er naast de koeienstand twee gangen, een brede en een smalle. Vooral bij keuterboerderijen komt het voor dat er helemaal geen gang naast de koeienstand is. De gangen worden gebruikt voor het transport van voer en mest en om zich door de stal te kunnen verplaatsen. [N 5A, 41a en 41b; N 4, 75]
I-6
|
34548 |
gans |
gans:
gās (Q093p Rosmeer)
|
[A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.]
I-12
|