| 34172 |
goed liggen |
goed:
gyt (Q093p Rosmeer)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
| 17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
guut leestere (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
| 34120 |
goede vleeskoe |
soortkoe:
sǫrtkø̜u̯ (Q093p Rosmeer)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
| 19102 |
goedheid |
goedheid:
ook materiaal znd 24, 20
guuthed (Q093p Rosmeer),
goedigheids:
ook materiaal znd 24, 20
geuiegheuts (Q093p Rosmeer),
te goed:
ook materiaal znd 24, 20
da’s te guut (Q093p Rosmeer),
ich bés vél te gut (Q093p Rosmeer)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 21326 |
goedkoop |
goedkoop:
da s guutkoop (Q093p Rosmeer),
das gøͅekoap (Q093p Rosmeer),
dat és geujekōp (Q093p Rosmeer),
geuie kôp (Q093p Rosmeer),
schandekoop:
vgl. Maastricht Wb. (pag. 364): schandekoop, sjannekoup of sjangojekoup, bn.: in Aoke waos toen alles -.
dat és shāne kōp (Q093p Rosmeer)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)] || goedkoop [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
| 21512 |
goedkoopst |
bestekoop:
beste koop (Q093p Rosmeer),
bèstekoap (Q093p Rosmeer),
béstekōp (Q093p Rosmeer)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
| 21477 |
goedkoper |
beterkoop:
better koop (Q093p Rosmeer),
bēͅterkoap (Q093p Rosmeer),
beͅtterkoap (Q093p Rosmeer),
béterkōp (Q093p Rosmeer)
|
goedkoper [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
| 18954 |
goedzak |
goede sijs:
ook materiaal znd 24, 22
geuje sis (Q093p Rosmeer),
goede zak:
ook materiaal znd 24, 22
geuie zak (Q093p Rosmeer),
geuje zak (Q093p Rosmeer),
gøje zak (Q093p Rosmeer),
goedzak:
ook materiaal znd 24, 22
guutzak (Q093p Rosmeer)
|
goedzak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 17903 |
gooien |
smijten:
smeten (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
werpen:
weerpe (Q093p Rosmeer),
werpe (Q093p Rosmeer)
|
Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...). [ZND 44 (1946)] || niets op de grond werpen ! [ZND 24 (1937)]
III-1-2
|
| 19570 |
gootsteen |
pompenbak:
pompəbak (Q093p Rosmeer)
|
bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|