18233 |
horloge |
horloge:
een gauwe herlwege (Q093p Rosmeer),
her = dof eu = kort
(h)erlweuzje (Q093p Rosmeer)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
17847 |
hotsen |
hotsen:
hotse (Q093p Rosmeer)
|
hotsen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
17812 |
houden |
houden:
hāge (Q093p Rosmeer),
hāte (Q093p Rosmeer)
|
houden, houwen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
gaarne zien:
iemet gjan zien (Q093p Rosmeer),
iemet gjan zië (Q093p Rosmeer),
ieməs gjan zië (Q093p Rosmeer),
houden van:
hè hèld vêl van pa en muder, van pa en mu, van nonk en tant, van mêster en buurmaan, van de timmerman (Q093p Rosmeer),
van iemes haëte (Q093p Rosmeer),
van iemet haote (Q093p Rosmeer),
van iemet haëte (Q093p Rosmeer),
liefhebben:
liefhëbbe (Q093p Rosmeer)
|
Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || Liefhebben. [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
34216 |
houder van slachtvee |
beestenvetter:
bēstǝvetǝr (Q093p Rosmeer)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
22183 |
houtduif |
bosduif:
bosduif (Q093p Rosmeer),
bosduif (gew.uitspr.) (Q093p Rosmeer)
|
houtduif
III-4-1
|
32906 |
houten gaffel, schudgaffel |
schudgaffel:
šęt˲gafǝl (Q093p Rosmeer)
|
Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.]
I-3
|
31466 |
houten hamer |
houten hamel:
hǭtǝn hǭmǝl (Q093p Rosmeer)
|
Hamer die geheel uit hardhout is vervaardigd. Zie ook afb. 89. De houten hamer wordt onder meer gebruikt bij bepaalde soorten beitels en om houtverbindingen aan te slaan. [N 53, 127; L 1a-m; monogr.]
II-12
|
19552 |
houten lepel |
houten lepel:
hōͅtə li̯eͅpəls (Q093p Rosmeer)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18355 |
houten sandaal |
sletsje:
sleͅtskəs (Q093p Rosmeer)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|