e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: hoe-oop (Rotem) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] III-1-1
heupjicht gicht: gəicht (Rotem) flerecijn (heupjicht; Fr. sciatique) [ZND 01u (1924)] III-1-2
heuvel berg: bɛrx (Rotem), bergje: bɛrxskǝ (Rotem) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte bergje: (berg).  ə bergske (Rotem), hoogte: waat ⁄n uugte (Rotem) heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: viès (Rotem), vīs (Rotem) hiel (van den voet) [ZND 01u (1924)] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): kontərfōr (Rotem), kónterfort (Rotem) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hij aardt naar zijn vader dat is juist zijn vader: det is just ze vader (Rotem), hij aardt naar zijn vader: e aart nao ze vader (Rotem), ie aardt nen ze vader (Rotem) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kuimen: køu̯mǝ (Rotem), zə kymə (Rotem) [JG 1a, 1b]zij hijgen (naar adem) [ZND 01u (1924)] I-11, III-1-2
hinkelblokje hinkesteen: henkestein (Rotem), hinksteen: ainkstein (Rotem) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinkelen: /  hinkelen (Rotem), hinken: ainken (Rotem), henken (Rotem), /  hinken (Rotem) / [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2