e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laars (alg.) bot: bot (Rotem), botten (Rotem), boͅt (Rotem), -> ei paar botten.  botten (Rotem), stevel: Stevels is meer oud [t.o.v. botten] en beduidt afgedragen, versleten botten.  stevels (Rotem) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen [ZND 37 (1941)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
laars met sluitriempje rijbot: reiboͅtə (Rotem), rijlaars: rijlaars (Rotem) laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie hoge bot: uəx boͅtə (Rotem) laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laarzenschacht bovenstuk: būvəstøk (Rotem), schacht: sjach (Rotem) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
laatste voer laatste vracht: lai̯stǝ vraxt (Rotem) De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59] I-4
ladder slachtleertje: slaxtlęjǝrkǝ (Rotem) Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.] II-1
ladderboom leierboom: (mv)  lɛi̯.ǝrbø̜i̯m (Rotem) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: lāi (Rotem), lade van de tafel: to als in het Franse vetemENTs  lāi van də tofəl (Rotem), tafellade: tōfəllāi̯ (Rotem) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] III-2-1
laden laden: lāi̯.ǝ (Rotem) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lading vracht: vraxt (Rotem) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10