e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage herenschoen, molière lage schoen: lēəx šōən (Rotem), lieg sjoon (Rotem) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage kachel voor de ketel met was of veevoer bereklauw: bē̜ ̞rǝklǫu̯ (Rotem), bɛi̯rǝnklǫu̯ (Rotem) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6
lage klomp platte klomp: platǝ [klomp] (Rotem) Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.] II-12
lage klomp? platte klomp: platte klomp (Rotem), platə klompə (Rotem) klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)] III-1-3
lage, natte plekken in moeras zomp: zomp (Rotem), zonk: zunk (Rotem) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lage, natte zandgrond beemd: beemd (Rotem), zure grond: zōrǝ gront (Rotem) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lakschoen gelakte schoen: gelakte sjoon (Rotem), laquschoen (<fr.): lakē šōən (Rotem) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: laam (Rotem), lā.mp (Rotem), lammetje: lɛmkǝ (Rotem), schaapje: šø̜̄pkǝ (Rotem) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2
lammeren lammen: lamǝ (Rotem), lamǝn (Rotem), lammeren: lamǝrǝ (Rotem) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lammetjespap boekweitsepap: bōkəsə pap (Rotem) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3