e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruim pruim: proem (Rotem), proeəm (Rotem) [ZND 34 (1940)] I-7
prutsen frutselen: frutsjullen (Rotem), prullen: prullen (Rotem) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] III-1-4
prutswerk geknoei: waat e geknoei (Rotem), waat ei geknoei (Rotem), smeerlapperij: smierlappere (Rotem), vuil: voel (Rotem), vuiligheid: volligheid (Rotem) Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
pudding pudding: pødiŋ (Rotem) Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3
pullover hemd: hemd (Rotem), tricot (fr.): trĕko (Rotem) pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3
punt van het blad van de zeis punt: pønt (Rotem), tip: tøp (Rotem) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
puntmuts kapje: keͅpkə (Rotem, ... ) puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
purper paars: paars (Rotem) Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)] III-3-3
putemmer putemmer: pøͅtømər (Rotem) [N 12 (1961)] I-7
putgalg wip: wøp (Rotem) [N 12 (1961)] I-7