34638 |
hoofdbord |
hoofdbred:
ø̜̄i̯t˱brīǝt (L420p Rotem)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
plag:
plax (L420p Rotem),
plaggetje:
plekske (L420p Rotem),
pleͅkskə (L420p Rotem)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
øͅytflɛis (L420p Rotem)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (L420p Rotem),
nonnenkapje:
nonəkəpkə (L420p Rotem)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kussen:
køsə (L420p Rotem),
køsən (L420p Rotem)
|
hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
bijter:
beͅjtər (L420p Rotem),
kopluis:
koploes (L420p Rotem),
luis:
loes (L420p Rotem),
loeze (L420p Rotem),
lyu̯s (L420p Rotem),
pieter:
pīawtər (L420p Rotem)
|
hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L420p Rotem, ...
L420p Rotem,
L420p Rotem)
|
Hoofdpijn. Ik heb hoofdpijn. [Lk 05 (1955)] || ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33932 |
hoofdstel |
hoofdsel:
ø̜tšǝlǝ (L420p Rotem),
kopstuk:
kǫpstø̜k (L420p Rotem)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
23341 |
hoofdtooi van communiemeisjes |
kroontje:
kry(3)̄nkə (L420p Rotem),
voile (fr.):
vwal (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)]
III-3-3
|
23248 |
hoog tijd |
hoog tijd:
hōeg tieid (L420p Rotem),
tijd:
tied (L420p Rotem)
|
Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|