18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (L420p Rotem),
botten (L420p Rotem),
boͅt (L420p Rotem),
-> ei paar botten.
botten (L420p Rotem),
stevel:
Stevels is meer oud [t.o.v. botten] en beduidt afgedragen, versleten botten.
stevels (L420p Rotem)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen [ZND 37 (1941)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijbot:
reiboͅtə (L420p Rotem),
rijlaars:
rijlaars (L420p Rotem)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
hoge bot:
uəx boͅtə (L420p Rotem)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
bovenstuk:
būvəstøk (L420p Rotem),
schacht:
sjach (L420p Rotem)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33089 |
laatste voer |
laatste vracht:
lai̯stǝ vraxt (L420p Rotem)
|
De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59]
I-4
|
25422 |
ladder |
slachtleertje:
slaxtlęjǝrkǝ (L420p Rotem)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|
34581 |
ladderboom |
leierboom:
(mv)
lɛi̯.ǝrbø̜i̯m (L420p Rotem)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
lāi (L420p Rotem),
lade van de tafel:
to als in het Franse vetemENTs
lāi van də tofəl (L420p Rotem),
tafellade:
tōfəllāi̯ (L420p Rotem)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)]
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯.ǝ (L420p Rotem)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (L420p Rotem)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|