e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
touwtjespringen touwtjespringen: /  touwke sprengen (Rotem) touwspringen [SND (2006)] III-3-2
tralie tralie: tralie (Rotem) een ijzeren tralie [ZND 08 (1925)] III-2-1
trap trapje: trɛpkə (Rotem, ... ) trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)] III-2-1
trapleuning leun: lø̜̄n (Rotem) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trechter trechter: treͅxtər (Rotem) trechter [ZND 08 (1925)] III-2-1
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Rotem) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
trede trede: trē̜i̯ (Rotem) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] I-13
treiten kussens: kø̜sǝs (Rotem) Leren omwikkelingen van het haam, waaraan de trekhaken of -ogen bevestigd zijn. [N 13, 5] I-10
treiteren plagen: eine plaugen (Rotem), tarten: eine tarten (Rotem), treiteren: eine traiteren (Rotem), emen trêteren (Rotem) Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] III-1-4
trek, eetlust eetlust: iètlust (Rotem) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] III-2-3