e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaams vlaams: ich kan vlaoms sprièken (Rotem), vlaoms (Rotem), vlaomsch (Rotem), e als in fr. en  vlemsch (Rotem), Fr. en  vlems (Rotem) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlaamse gaai markolf: merkoef (Rotem), merkolf (Rotem) vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1
vlag vaan: vaan (Rotem) vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1
vlechtlatten rijstekken: rījstɛkǝ (Rotem), steekstekken: stīkstɛkǝ (Rotem) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9
vlechttwijgen wissen: wesǝ (Rotem) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vleermuis vleermuis: flairmoes (Rotem) vleermuis [ZND 08 (1925)] III-4-2
vlees vlees: flɛi̯s (Rotem) vleesch [ZND 07 (1924)] III-2-3
vlees conserveren inpekelen: enpękǝlǝn (Rotem), zouten: zawtǝn (Rotem) Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.] II-1
vleeskoe vleeskoe: vlē̜i̯skuu̯ (Rotem), vlɛ̄i̯skuu̯ (Rotem) Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149] I-11
vleesmade, larve van de bromvlieg made: maai (Rotem), maaj (Rotem), māj (Rotem) made [ZND 38 (1942)] || made, vleeswormpje [N 26 (1964)] III-4-2