e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele kwikstaart koeheerdje: koeheirdje (Rotem), kwikstaart: kwikstaart (Rotem) kwikstaart, geel (Motacilla flava flava L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
gele lupine filipinen: filǝ`pinǝ (Rotem), lupinen: lø`pęi̯nǝ (Rotem) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele voederwortel gele poten: gē̜l pūtǝ (Rotem) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelijken (op) gelijken: gliiken (Rotem), gəlēͅkə (Rotem) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
geloof geloof: hie heit zijn gelauf verloere (Rotem), iè êt ze gelouf verloeooren (Rotem), è hit ze gelauf verloeren (Rotem) Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geloven geloven: geluiven (Rotem, ... ), gløjvə (Rotem), gløͅjvə (Rotem) Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)], [ZND m] III-3-3
geluksvogel; altijd geluk hebben chance (fr.) hebben: hie hait chans gat (Rotem), geluk hebben: hie hait geluik gat (Rotem), geluksvogel: ⁄ne geləksvoe-ogel (Rotem) Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemaak (Rotem) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  gemekkelijk (Rotem), gemekkelik (Rotem), gemiekelik (Rotem), gəmīəkələk (Rotem) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemaskerd persoon vastelavondsgek: vastəlōͅvəsgeͅk (Rotem) Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] III-3-2