e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rummen

Overzicht

Gevonden: 1189
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kosten gaan: ps. niet omgespeld!  wa goan ... (Rummen), ps. omgespeld volgens Frings.  wa goͅn də veͅrəkə (Rummen) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koud zetten koud zetten: kāt zetǝ (Rummen) Een volk dat te groot is, zet men op een plaats waar eerst geen korf stond. Hierdoor wil men het laten afvliegen, d.w.z. de vliegbijen laten weggaan. [N 63, 94a] II-6
kouter kouter: kōtǝr (Rummen) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraaien, gezegd van de haan kraaien: krɛi̯ǝ (Rummen) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
krabben schrappen: sxrapǝ (Rummen) Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] II-1
kram kram: (mv)  kramǝ (Rummen) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
kreupel zijn (een) lamme: lǭmǝ (Rummen), lam: lǭm (Rummen) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbebijter: krøbǝbɛ̄tǝr (Rummen) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krielkip kooshennetje: kōshęnǝkǝ (Rummen), krielhennetje: krilhenǝkǝ (Rummen) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
kruis kruis: krø̄s (Rummen) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] I-11