21657 |
kosten |
gaan:
ps. niet omgespeld!
wa goan ... (P107a Rummen),
ps. omgespeld volgens Frings.
wa goͅn də veͅrəkə (P107a Rummen)
|
Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28619 |
koud zetten |
koud zetten:
kāt zetǝ (P107a Rummen)
|
Een volk dat te groot is, zet men op een plaats waar eerst geen korf stond. Hierdoor wil men het laten afvliegen, d.w.z. de vliegbijen laten weggaan. [N 63, 94a]
II-6
|
19621 |
kouter |
kouter:
kōtǝr (P107a Rummen)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
krɛi̯ǝ (P107a Rummen)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
17918 |
krabben |
schrappen:
sxrapǝ (P107a Rummen)
|
Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.]
II-1
|
32072 |
kram |
kram:
(mv)
kramǝ (P107a Rummen)
|
Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g]
I-13
|
33910 |
kreupel zijn |
(een) lamme:
lǭmǝ (P107a Rummen),
lam:
lǭm (P107a Rummen)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krøbǝbɛ̄tǝr (P107a Rummen)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
34465 |
krielkip |
kooshennetje:
kōshęnǝkǝ (P107a Rummen),
krielhennetje:
krilhenǝkǝ (P107a Rummen)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
17649 |
kruis |
kruis:
krø̄s (P107a Rummen)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109]
I-11
|