e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rumpen

Overzicht

Gevonden: 330

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenkant van het brood bovenkorstje: bōvǝkušǝ (Rumpen) [N 29, 54a; monogr.] II-1
breekhamer pikhamer: pekhāmǝr (Rumpen) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Rumpen) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren kloek: kluk (Rumpen) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
bronstig berig: bērex (Rumpen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
brood netten netten: netǝ (Rumpen) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen uitschieten: ūtšētǝ (Rumpen) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen uit de bussen pakken: ūt dǝ bøsǝ pakǝ (Rumpen) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
broodje hel broodje: helbruudsje (Rumpen), zacht broodje: zachte bruudje (Rumpen) verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] III-2-3
broodkar broodkar: brutkar (Rumpen) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1