18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
zjaloers (Q241p Rutten)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24556 |
jeneverbes |
kriek:
-
krek (Q241p Rutten),
krekə (Q241p Rutten)
|
jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jooink (Q241p Rutten)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jooink (Q241p Rutten)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
piepjong:
pīpjo.ŋk (Q241p Rutten)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
met vleugsel:
mèt fløksəl (Q241p Rutten),
stoppelen:
stòpələ (Q241p Rutten)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jōŋk (Q241p Rutten)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bax (Q241p Rutten),
báx (Q241p Rutten)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (Q241p Rutten)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
21335 |
jood |
jood:
ĕnè jŭt, twee jŭdde (Q241p Rutten, ...
Q241p Rutten)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|