e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klopper, garde klopper: klöpper (Schaesberg), roomklopper: roomklopper (Schaesberg) Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)] III-2-1
kloven kloven: kloven (Schaesberg), schronden: schronge (Schaesberg) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
klucht klucht: kluch (Schaesberg) Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)] III-3-2
kluit gedeks: gedeks (Schaesberg, ... ), kluit: klute (Schaesberg), kluute (Schaesberg) (Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] || Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] III-2-1
kluit aarde kluit: klyt (Schaesberg), klȳt (Schaesberg) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: klöje (Schaesberg) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knabbelen: knauwele (Schaesberg, ... ) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht knecht: inne nuuje knecht (Schaesberg) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht van de loodgieter gezel: gǝzɛl (Schaesberg) [N 64, 161d] II-11
knecht, algemeen domestique (fr.): dǫmęstīk (Schaesberg), knecht: knęxt (Schaesberg), knɛx (Schaesberg) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6