e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ledikant bed: bed (Schaesberg) Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)] III-2-1
leeftijd, ouderdom ouder: ien good nog flink vuur iene van ure  ouwer (Schaesberg) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot doof: WLD  doof (Schaesberg, ... ) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: laeg (Schaesberg) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] III-4-4
leegloper leegloper: läägleuper (Schaesberg) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leep, doortrapt gewiekst: gewiekst (Schaesberg, ... ), schlau (du.): schlauw (Schaesberg) leep [SGV (1914)] || zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)] III-1-4
leerling schoolkind: sjoëlkink (Schaesberg) de persoon [meestal een kind] dat onderwijs krijgt [leerder, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leerlooier looier: lyjǝr (Schaesberg) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leerschalmmes splitmachine: špletmašiŋ (Schaesberg) Mes waarmee men het leer schalmt. Het bestaat uit een houten handgreep met een verstelbaar mes dat het leer op de gewenste dikte schaaft. Zie afb. 72. [N 36, 35] II-10
leertang leertang: lę̄rtaŋ (Schaesberg) Tang met getande uiteinden waarin men een stuk leer kan vasthouden tijdens verschillende bewerkingen. [N 36, 37] II-10