31651 |
lens zijn |
droog zijn:
drȳx˲zīǝ (Q118p Schaesberg)
|
Gezegd van een pomp die geen water meer geeft. Volgens het Sittards woordenboek (pag. 322) kon dit worden veroorzaakt doordat de klep in de pompzuiger niet goed functioneerde. Daardoor liep het water terug in de pompput en zoog men bij het pompen lucht. Door water in de pomp te gieten, dreef men de lucht onder de zuiger weg en ontstond er een gesloten waterkolom in het pomphuis. [N 64, 135c; N 66, 51c; monogr.]
II-11
|
24895 |
lente, voorjaar |
vroegjaar:
vreugjoar (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
21748 |
leraar |
leraar:
lieraar (Q118p Schaesberg)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21375 |
leren, studeren |
studeren:
schtudere (Q118p Schaesberg)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
luüge (Q118p Schaesberg)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
gemakkelijke stoel:
gemekkelijke sjtool (Q118p Schaesberg),
grote stoel:
grūtə štōl (Q118p Schaesberg),
sessel (d.):
zessel (Q118p Schaesberg)
|
Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
kramer:
kriemər (Q118p Schaesberg)
|
leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
langs de deur gaan:
langs gen duur goo (Q118p Schaesberg)
|
leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
ruw vlees:
t rue vleesj (Q118p Schaesberg)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
de lever (Q118p Schaesberg),
de lééver (Q118p Schaesberg)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|