e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loten loten: loate (Schaesberg) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
luchtballon ballon: ballon (Schaesberg) een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)] III-3-1
luchthaam plathaam: plathām (Schaesberg) Haam waarvan de kussens niet met stro gevuld zijn, maar voorzien zijn van een met lucht gevulde band. Hiervoor konden de binnenbanden van een fiets of auto gebruikt worden. Nadat er in de oorlog geen rubber meer verkrijgbaar was, geraakte het luchthaam in onbruik. Het is overigens niet erg gebruikelijk geworden. Buiten de hier opgesomde plaatsen is het ook bekend in de plaatsen K 353 en L 271. [N 36, 18] I-10
luchtketel loftketel: lofkētǝl (Schaesberg) Luchtketel van een zuigpomp. De waterafvoer van zuigpompen is sterk wisselend. Om een meer gelijkmatige waterafgifte te bevorderen wordt daarom vaak aan de perszijde van de pomp een ten dele met lucht gevulde ketel aangebracht. Bij slagen van de pomp waarbij meer dan de gemiddelde hoeveelheid water wordt weggeperst, wordt het teveel in de luchtketel verzameld. De lucht in de ketel wordt daarbij samengeperst. Wanneer minder water wordt weggeperst dan de gemiddelde hoeveelheid, staat de luchtketel het opgezamelde water weer af aan de persleiding (Handboek Waterleidingvak, pag. 61). [N 64, 133q; N 66, 49q] II-11
luchtpijpen luchtpijpen: de lochpiep (Schaesberg), lofpiepe (Schaesberg) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
luchtx lucht: loch (Schaesberg), log (Schaesberg) lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
lucifer zwegel: šwēͅgəl (Schaesberg) lucifer [SGV (1914)] III-2-1
lui lui: (lūi) (Schaesberg), vuil: voel (Schaesberg), vōēle (Schaesberg) lui (traag) [SGV (1914)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)] III-1-4
lui (lieden) lui: luuj (Schaesberg, ... ), lyj (Schaesberg) lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || volk [RND] III-3-1
luid schreien grijnen: griene (Schaesberg), schreien: sjrei-en (Schaesberg) krijten [SGV (1914)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4