e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bestemmen bestemmen: besjtumme (Schaesberg) iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)] III-1-4
bestendig weer vast (weer): vas weer (Schaesberg) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4
besvrucht, algemeen bes: WLD  bes (Schaesberg) Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
beteuterd tegengevallen: tege gevalle (Schaesberg), uit zijn doen: oet zie doëe (Schaesberg) op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] III-1-4
betrappen traperen (<fr.): trappeere (Schaesberg) een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) toe gaan zitten: de loch geet touw zitten zodat kans is op reèn (Schaesberg) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] III-4-4
beugelen beugelen: beugele (Schaesberg) Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] III-3-2
beugelring poort: poort (Schaesberg) De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)] III-3-2
beuk beuk: -  beuk (Schaesberg) beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukeiker: -  beukaekere (Schaesberg) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3