e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buurman nabuur: naober (Schaesberg), noaber (Schaesberg) buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt nabuurschap: in de noaberschaf (Schaesberg), naobersjap (Schaesberg) buurt (in de - ) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten baren binden: van vrouwen  barebinge (Schaesberg), plenken: WNT: plenken, 3. ... in de gebuurte den avond al koutende doorbrengen.  plenke (Schaesberg) buurten (wij gaan -) [SGV (1914)] III-3-1
carnavalsoptocht optocht: optoch (Schaesberg) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten kleppers: kleppers (Schaesberg) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
cel cel: sɛl (Schaesberg) Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56] II-6
cervelaatworst belsterworst: gedroogde zelfgemaakte worst  belsterwoees (Schaesberg), droogworst: druugwoeës (Schaesberg), worst van varkensvlees, die ong. 3 maanden moet drogen  drùûgwōēsj (Schaesberg), plokworst: blokwoesj (Schaesberg), blokwôêsj (Schaesberg), blòkwōēsj (Schaesberg), spek + vlees  blokwoeës (Schaesberg) cervelaatworst [N 06 (1960)] || droogworst [N 06 (1960)] || plokworst [N 06 (1960)] III-2-3
chagrijn chagrijn: schangering (Schaesberg) chagrijn [SGV (1914)] III-1-4
cichorei suikerij: soekerèj (Schaesberg) cichorei [SGV (1914)] III-2-3
circus cirque (fr.): serk (Schaesberg) Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)] III-3-2