e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dood (bn.) dood: doewed? (Schaesberg), doeëd (Schaesberg), dôêd (Schaesberg) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
doodskleed doodsmantel: doodsmantel (Schaesberg) doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doof doof: doof (Schaesberg) doof [SGV (1914)] III-1-1
dooien t slaakt]: ⁄t weer geet aaf (Schaesberg), toenen: toe-ne (Schaesberg) dooien [SGV (1914)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier door: dōǝr (Schaesberg) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: doop (Schaesberg) doop [SGV (1914)] III-3-3
doopjurkje doopkleedje: do.pklətjə (Schaesberg) doopkleed [RND] III-3-3
doopvont doopsteen: do.psjte,ə (Schaesberg), doopstee (Schaesberg) doopvont [RND], [SGV (1914)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: durg een (Schaesberg) dooreen [SGV (1914)] III-4-4
door water het lopen met schoeisel aan dabberen: dabbere (Schaesberg) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2