e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afleggen van een dode afleggen: aafléGe (Schaesberg) een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] III-2-2
afloeren, bespieden afkijken: afkieke (Schaesberg), afloeren: aafloere (Schaesberg) kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)] III-1-1
afrastering van wei gelender: gǝlɛndǝr (Schaesberg) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afrikaantje afrikaantje: afrikaantje (Schaesberg) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)] III-2-1
afslaan, van noten slaan: WLD  sjlaon (Schaesberg) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7
afslechten, strekken uitvlakken: ūt˲vlakǝ (Schaesberg) Een metaalplaat vlak maken. Vaak wordt voor dit werk een strekhamer gebruikt. Zie ook dit lemma en het lemma "vlakwals". Volgens Van Houcke (pag. 734) wordt ook het verwijderen van de onregelmatige sporen van de bij het drijven toegebrachte hamerslagen door met een gepolijste hamer op het werkstuk te kloppen tot het strekken gerekend. [N 64, 94; N 66, 42] II-11
aftroggelen afluchsen (<du.): vgl. Du. abluchsen  aafloekse (Schaesberg), afzetten: aafzette (Schaesberg) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] || troggelen (af-) [SGV (1914)] III-3-1
afvallen van bladeren ruizelen: ruuzələ (Schaesberg) afvallen van bladeren [DC 48 (1973)] III-4-3
afwas spoel: sjpeul (Schaesberg) het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
afwasborstel borstel: beurstel (Schaesberg), busjtel (Schaesberg) Borstel waarmee potten en pannen gereinigd worden (borstel, schrobbertje) [N 79 (1979)] III-2-1