e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekruld haar krullenhaar: krolle haor (Schaesberg), krullenharen: krolle haere (Schaesberg) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld geld: xɛld (Schaesberg), xɛlt (Schaesberg) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gele kwikstaart geel akkerstaartje: geile akkerstertske (Schaesberg) kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Schaesberg) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelijkspelen gelijkspelen: gliek sjpiele (Schaesberg) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
geloof geloof: geloof (Schaesberg) geloof [SGV (1914)] III-3-3
gelooven geloven: geleuve (Schaesberg) gelooven [SGV (1914)] III-3-3
geluksvogel; altijd geluk hebben geluksvogel: geluksvoëgel (Schaesberg) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: gemekkelig (Schaesberg), gəmäkkəleg (Schaesberg), handig: hendig (Schaesberg), op zijn gemakkelijk: op zīē gəmèkkəleg (Schaesberg) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gemaskerd persoon verklede: verkleide (Schaesberg) Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] III-3-2