21496 |
handelen |
handelen:
handele (Q118p Schaesberg)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
gang:
gank (Q118p Schaesberg)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17661 |
handen (kindernamen) |
knoeveltjes:
knoevelkes (Q118p Schaesberg),
knuvelkes (Q118p Schaesberg)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (Q118p Schaesberg),
klauwen:
klauwe (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg),
poten:
puut (Q118p Schaesberg)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
18906 |
handig |
handig:
hendige bliksem (Q118p Schaesberg)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17662 |
handpalm |
palm:
der palm (Q118p Schaesberg),
palm (Q118p Schaesberg)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31440 |
handschaar |
zinkscheer:
zeŋkšīǝr (Q118p Schaesberg)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
18256 |
handschoen |
haas:
hösch (Q118p Schaesberg),
hösche (Q118p Schaesberg)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)]
III-1-3
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hens (Q118p Schaesberg)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
33040 |
handvat van de zicht |
greep:
griǝp (Q118p Schaesberg)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|