e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duim, maat van 2,5 cm duim: dôêm (Schimmert), eine dōēm (Schimmert), ennen dôêm (Schimmert) de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)] III-4-4
duimeling duimeling: duumeling (Schimmert, ... ) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duimsteen aanzetsteen: ānzętstęjn (Schimmert) Stuk hardsteen waarin de duim voor raam- of deurhengsels is bevestigd. Vgl. afb. 56. Zie voor het woorddeel 'toren-' ook de toelichting bij het lemma 'Duim'. [N 32, 13b; monogr.] II-9
duin klip: en klip (Schimmert), zandberg: zànt bèèrch (Schimmert), zandbergje: zandberg(ske) (Schimmert) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duits duits: Duitsj (Schimmert) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duitse mis duitse zangmis: duitsche zângmès (Schimmert) Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)] III-3-3
duivekervel duivekervel: doeve kervel (Schimmert), kattekervel: WLD  katte kêrvel (Schimmert), koegras: koo graas (Schimmert) Duivekervel (fumaria officinalis 10 tot 40 cm groot. De stengels groeien rechtop of liggend; de bladeren zijn zeer fijn verdeeld met langwerpige, lijnvormige slippen; de bloemen groeien in losse trosjes, ze zijn lichtroodviolet met bijna zwarte top, ze [N 92 (1982)] III-4-3
duivel duivel: den dūūvel (Schimmert) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duifhuis: dufǝs (Schimmert), duivenspijker: duvǝšpīkǝr (Schimmert), duives: dŏĕfes(is) (Schimmert), spijker: špīkǝrt (Schimmert), til: tel (Schimmert) (duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif zij: zie (Schimmert), zie-ë (Schimmert), ziej (Schimmert), zieje (Schimmert) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1