22441 |
gemaskerd persoon |
vastenavondsgek:
vastemavousgek (Q098p Schimmert),
vastenaovesgek (Q098p Schimmert)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gemein (Q098p Schimmert),
slecht:
schlècht (Q098p Schimmert)
|
gemeen [SGV (1914)] || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeinte (Q098p Schimmert)
|
gemeente [SGV (1914)]
III-3-1
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentebelasting:
gemeentebelasting (Q098p Schimmert),
gemeintebelasting (Q098p Schimmert)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21712 |
gemeenteheide |
aard:
aard (Q098p Schimmert)
|
de gemeenteheide [aard] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21705 |
gemeentesecretaris |
secretaris:
secretaris (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33670 |
gemeenteweide |
gemeentegrond:
gǝmęi̯ntǝgront (Q098p Schimmert),
koewei:
kōwęi̯ (Q098p Schimmert)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18958 |
gemene vrouw |
venijn:
venien (Q098p Schimmert),
wijf:
⁄n wiēf (Q098p Schimmert)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemood (Q098p Schimmert),
gemōōt (Q098p Schimmert),
gevoel:
geveul (Q098p Schimmert)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19067 |
gemok |
gemonk:
gemonk (Q098p Schimmert)
|
gemok [SGV (1914)]
III-1-4
|