e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halve gulden halve gulden: eine hauve gulle (Schimmert), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  enne hāūve gulle (Schimmert) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve huid helft: hęlf (Schimmert) De helft (in de lengte) van een al dan niet gelooide huid. Zie afb. 1. [N 36, 3] II-10
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: èjste kerteer (Schimmert), èrste kerteer (Schimmert), jong licht: jŏnk lĕĕg (Schimmert), wassend licht: wassend lĕĕg (Schimmert), wassende maan: wassəndə maon (Schimmert), wàssəndə maon (Schimmert) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] || schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier afgaande maan: ááfgaondə maon (Schimmert), laatste kwartier: letste kerteer (Schimmert), létstə kərteer (Schimmert) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve pint, kwart liter, maat schopje: schôpke (Schimmert), schöpke (Schimmert) de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)] III-4-4
halve rug halve croupon: hǫwvǝ kupǫn (Schimmert) Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt, in de lengte gehalveerd. Zie afb. 1. [N 36, 6b] II-10
halve steen halve brik: hǫwvǝ brek (Schimmert) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
halve stuiver bokkenstuiver: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  bokke-schtūūver (Schimmert), knab van twee en een half: eine knap van twei en e hauf (Schimmert) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1
halve zondag halve zondag: ene hāūve zōndig (Schimmert) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
halve-centstuk halve cent: eine hauve sent (Schimmert), oortje: ein eurtsche (Schimmert), ein örtsche (Schimmert), (= sengske).  ortje (Schimmert) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1