| 18876 |
huilen |
beuken:
beuke (Q098p Schimmert),
bĕŭke (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
huilen:
huule (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
janken:
janke (Q098p Schimmert),
joechen:
jŏĕgə (Q098p Schimmert),
joenken:
jonkə (Q098p Schimmert)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
| 19068 |
huilen, schreien |
beuken:
ps. omgespeld volgens Frings.
bø͂ͅke (Q098p Schimmert),
grijnen:
griene (Q098p Schimmert),
huilen:
hule (Q098p Schimmert)
|
schreien [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 19693 |
huis, woning |
huis:
hoes (Q098p Schimmert)
|
huis [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 19673 |
huishouden |
huishouden:
hoeshauwe (Q098p Schimmert)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 24376 |
huisjesslak |
karakol:
kerkol (Q098p Schimmert),
WLD
kerkôl (Q098p Schimmert),
slak:
sjlak (Q098p Schimmert),
sjlèk (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 24172 |
huismus, mus |
mus:
musch (Q098p Schimmert),
mösj (Q098p Schimmert),
[verkortingsboogje boven ö
mösch (Q098p Schimmert)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || musch [SGV (1914)]
III-4-1
|
| 24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleeg (Q098p Schimmert)
|
vlieg [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 19427 |
huisvuil |
rommel:
rommel (Q098p Schimmert),
schrot:
sjrot (Q098p Schimmert),
vuil:
vōēl (Q098p Schimmert),
vuilnis:
vōēlnis (Q098p Schimmert)
|
Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 33609 |
huisweide |
bleek:
de blēīk (Q098p Schimmert),
gras:
graas (Q098p Schimmert),
huiswei:
hūs[wei} (Q098p Schimmert),
wei:
wei (Q098p Schimmert)
|
Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)]
I-7
|
| 23732 |
huiszegen |
huiszegen:
hŏĕszèège (Q098p Schimmert)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|