e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
averechts, achterstevoren van links: van links (Schimmert), verkeerd: verkēērd (Schimmert), vərkjèrd (Schimmert) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondgebed avondsgebed: aovesgebed (Schimmert) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondbrood: aembroid (Schimmert), 7 uur  oambroad (Schimmert), v-tje op de a van ad  àòmbrŏ-ad (Schimmert), avondeten: aoventaeten (Schimmert) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: souper [ZND 18G (1935)] III-2-3
avondspin spinne am abend (du.): WLD uitspraak sch van schön  Schpinne am abend Freude am Tag! (Schimmert) spin, gelukbrengende ~ die men bij avond op muren ziet zitten [aovendspin] [N 26 (1964)] III-4-2
avondtriduüm avondtridum: aovend-tridīūm (Schimmert) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3
avondwake avondsmis: aovesmes (Schimmert) De dienst gehouden op de avond voorafgaand aan de begrafenis. [N 96D (1989)] III-3-3
azijn azijn: azien (Schimmert), eedje: eèdsje (Schimmert), èetsche (Schimmert), èètsche (Schimmert), éétsjə (Schimmert), essig: èssich (Schimmert) azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baai baaien stof: bājǝ štuf (Schimmert) Dik en grof wollen weefsel, op molton gelijkend flanel, meestal donkerrood, ook wel bruin, geel of blauw van kleur, waarvan onderkleren, vrouwenrokken, hemden voor zeelieden en boeren worden gemaakt (Van Dale, pag. 229). [N 62, 91; Gi 1.IV, 54; MW] II-7
baaien onderrok baaien rok: baaie rok (Schimmert), baaie-rok (Schimmert) onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)] III-1-3
baalschort balenscholk: balle sjolk (Schimmert), ballescholk (Schimmert) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3