18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
Opm. Duitse sp.
koadsprêker (Q098p Schimmert),
roddel:
rôddel (Q098p Schimmert),
roddelaar:
roddelair (Q098p Schimmert),
stechelaar:
stèchelair (Q098p Schimmert)
|
iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)] || kwaadspreker [SGV (1914)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaol (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
kwôâl (Q098p Schimmert)
|
kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33920 |
kwade droes |
kwade droes:
kǭ drus (Q098p Schimmert)
|
Kwade droes of malleus is een slepende ziekte die nog weinig voorkomt. Op het neusslijmvlies ontstaan knobbeltjes en wonden met opstaande randen die stervormige littekens achterlaten. De keelgangsspieren zijn gezwollen, met harde knobbelige, vastzittende verdikkingen. De dieren hebben koorts en vermageren. Meestal wordt tussen goedaardige en kwade droes geen onderscheid meer gemaakt; op vele plaatsen is kwade droes onbekend. [A 48A, 28a; N 8, 90a; N 52, 15a; monogr.]
I-9
|
21727 |
kwajongensstreek |
flauwe grap:
flauw grap (Q098p Schimmert),
grapje:
grêpke (Q098p Schimmert)
|
min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
kwáákə (Q098p Schimmert),
kwâke (Q098p Schimmert),
WLD
kwāāke (Q098p Schimmert),
kweken:
kwèkde (wwvorm) (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] || kwaken v kikkers
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
charlatan (fr.):
charlatan (Q098p Schimmert),
kwakzalver:
kwakzalver (Q098p Schimmert),
kwakzèèver (Q098p Schimmert),
kwàkzàlləvər (Q098p Schimmert)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
kwanselen:
kwansele (Q098p Schimmert),
kwânsele (Q098p Schimmert)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22406 |
kwart cent in het spel |
oortje:
eurtje (Q098p Schimmert),
vierteltje:
fielke (Q098p Schimmert)
|
Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
kwart:
ein kwaart (Q098p Schimmert),
kwaart (Q098p Schimmert),
vierdel:
viiedəl (Q098p Schimmert)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (Q098p Schimmert),
kwattel (Q098p Schimmert)
|
kwartel [SGV (1914)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|