21812 |
lastigvallen |
hinderen:
hingere (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30234 |
latei |
betonnen balk:
bǝtǫŋǝ balǝk (Q098p Schimmert),
dekhout:
de ̞khǫwt (Q098p Schimmert)
|
Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.]
II-9
|
17814 |
laten |
laten:
loaten (Q098p Schimmert)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
23752 |
laten wijden |
akker zegenen:
akker zèègene (Q098p Schimmert),
inzegenen:
inzèègene (Q098p Schimmert),
wijden:
wieèje (Q098p Schimmert),
zegenen:
zèègene (Q098p Schimmert),
zegening:
zèègening (Q098p Schimmert)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
bǫks (Q098p Schimmert)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
25226 |
lauw weer |
laf (weer):
laf (Q098p Schimmert),
ət is làf wéér (Q098p Schimmert),
lauw (weer):
lauw (Q098p Schimmert),
ət is laow wéér (Q098p Schimmert),
lui (weer):
luij wèr (Q098p Schimmert),
voos (weer):
vous wèr (Q098p Schimmert),
⁄t is vōōs (Q098p Schimmert)
|
loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25036 |
lawaai maken |
lawaai maken:
lawei maakə (Q098p Schimmert),
lawaaien:
lawēēje (Q098p Schimmert),
leven maken:
levè make (Q098p Schimmert),
lève maken (Q098p Schimmert),
spektakelen maken:
schpektakele make (Q098p Schimmert)
|
lawaai maken [SGV (1914)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
herrie:
herrie (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
laweit:
lawaeit (Q098p Schimmert),
leven:
lèven (Q098p Schimmert),
léévə (Q098p Schimmert),
spektakel:
schpektakel (Q098p Schimmert)
|
een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai [SGV (1914)]
III-4-4
|
18356 |
lederen pantoffel |
pantoffel:
pantoefele (Q098p Schimmert),
pantoffels (Q098p Schimmert),
slof:
schlôffe (Q098p Schimmert)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19391 |
ledikant |
bed:
bed (Q098p Schimmert),
bêd (Q098p Schimmert),
krib:
krip (Q098p Schimmert)
|
Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|