e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moedig en opgewekt wakker: wakǝr (Schimmert) Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j] I-9
moeilijk te klieven hout taai hout: tiǝx [hout] (Schimmert) Hout dat moeilijk te klieven is. Dit kan onder meer worden veroorzaakt door het feit dat het hout gedraaid is of doordat er veel noesten in het hout zitten. [N E, 4] II-12
moeilijk vooruitkomen schrompelen: schrōmpele (Schimmert), taffelen: taffele (Schimmert, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: meute (Schimmert) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moer moer: moor (Schimmert) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1
moeras beemd: (mv)  bęmdǝ (Schimmert), moeras: muras (Schimmert) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerasspirea bokkekruid: bokke kroet (Schimmert), geitenbaard: WLD  geitebaard (Schimmert) Moerasspirea (spireae (filipendula) ulmaria 50 tot 120 cm groot. De bladeren zijn geveerd met grote 3-delige eindlob, de steunbladeren zijn groot, aan de onderkant vaak witviltig; de bloemen groeien in grote, dichte trossen, 5-tallig, geelacht wit van k [N 92 (1982)] III-4-3
moesdistel kardoen: WLD  kērdŏns (Schimmert) De artisjokachtige distelsoort waarvan de bladstelen als groente gegeten worden, de wilde artisjok (kardoen, kardons). [N 82 (1981)] III-4-3
moestuinx koolhof: koələf (Schimmert), koͅi̯ləf (Schimmert), kualəf (Schimmert), kuləf (Schimmert), koolhofje: koolhofje (Schimmert) [DC 03 (1934)] [DC 40 (1965)] [N 05A (1964)] I-7
moeten moeten: motte (Schimmert) moeten (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4