33823 |
moedig en opgewekt |
wakker:
wakǝr (Q098p Schimmert)
|
Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j]
I-9
|
32252 |
moeilijk te klieven hout |
taai hout:
tiǝx [hout] (Q098p Schimmert)
|
Hout dat moeilijk te klieven is. Dit kan onder meer worden veroorzaakt door het feit dat het hout gedraaid is of doordat er veel noesten in het hout zitten. [N E, 4]
II-12
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
schrompelen:
schrōmpele (Q098p Schimmert),
taffelen:
taffele (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
meute (Q098p Schimmert)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03]
III-1-4
|
19940 |
moer |
moer:
moor (Q098p Schimmert)
|
konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
33700 |
moeras |
beemd:
(mv)
bęmdǝ (Q098p Schimmert),
moeras:
muras (Q098p Schimmert)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
24683 |
moerasspirea |
bokkekruid:
bokke kroet (Q098p Schimmert),
geitenbaard:
WLD
geitebaard (Q098p Schimmert)
|
Moerasspirea (spireae (filipendula) ulmaria 50 tot 120 cm groot. De bladeren zijn geveerd met grote 3-delige eindlob, de steunbladeren zijn groot, aan de onderkant vaak witviltig; de bloemen groeien in grote, dichte trossen, 5-tallig, geelacht wit van k [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24743 |
moesdistel |
kardoen:
WLD
kērdŏns (Q098p Schimmert)
|
De artisjokachtige distelsoort waarvan de bladstelen als groente gegeten worden, de wilde artisjok (kardoen, kardons). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33556 |
moestuinx |
koolhof:
koələf (Q098p Schimmert),
koͅi̯ləf (Q098p Schimmert),
kualəf (Q098p Schimmert),
kuləf (Q098p Schimmert),
koolhofje:
koolhofje (Q098p Schimmert)
|
[DC 03 (1934)] [DC 40 (1965)] [N 05A (1964)]
I-7
|
19078 |
moeten |
moeten:
motte (Q098p Schimmert)
|
moeten (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|