21880 |
opbrengst |
opbrengst:
de ôpbrîngs (Q098p Schimmert),
opbrengs (Q098p Schimmert)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33205 |
opbrengst van een aardappelstruik |
struik:
strǫu̯k (Q098p Schimmert)
|
Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19]
I-5
|
17897 |
opeenschuiven |
opeenschuiven:
opein sjuufe (Q098p Schimmert),
opeinschūūve (Q098p Schimmert),
stroppen:
sjtröppə (Q098p Schimmert)
|
stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21548 |
openbare verkoop |
koopdag:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
kaŭpdāāg (Q098p Schimmert),
openbare verkoop:
eine openbare verkaup (Q098p Schimmert),
uitroep:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
oetrōōp (Q098p Schimmert),
veiling:
veiling (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
verkoop van meubelen:
eine verkaup van meubele (Q098p Schimmert)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] || openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
klinkerd:
klinkerd (Q098p Schimmert),
steenweg:
steinwèg (Q098p Schimmert)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
boks:
bōks (Q098p Schimmert),
broek met linten:
brook mit linger (Q098p Schimmert),
snelzeiker:
schnelzeiker (Q098p Schimmert)
|
Damesbroek met voor en achternaad half dichtgenaaid. [N 25 (1964)] || vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23457 |
opening in een galmgat |
schallok:
schallāōk (Q098p Schimmert)
|
Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
operere (Q098p Schimmert),
opəreerə (Q098p Schimmert),
ôperére (Q098p Schimmert)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31652 |
opgieten |
de pomp aanmaken:
dǝ pomp˱ ānmākǝ (Q098p Schimmert),
volschudden:
volšødǝ (Q098p Schimmert)
|
Water in de pomp gieten om deze op gang te krijgen als de kleppen etc. niet goed afsluiten. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlens zijnɛ.' [N 64, 135b; N 66, 51b; monogr.]
II-11
|
22402 |
opgooien (tossen) |
kruisen:
kruuse (Q098p Schimmert),
opgooien:
opgauje (Q098p Schimmert)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|