25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
betrĕkke (Q098p Schimmert),
⁄t betrèkt (Q098p Schimmert),
zich betrekken:
de loch betrek zich (Q098p Schimmert),
ət bətrék zich (Q098p Schimmert),
zich gaan betrekken:
de lôch geit zich betrekke (Q098p Schimmert),
ət geit zich betrèkkə (Q098p Schimmert),
⁄t (wèr) geit zich betrekke (Q098p Schimmert)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
bâije (Q098p Schimmert),
betten:
bette (Q098p Schimmert),
lessen:
lêsse (Q098p Schimmert)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugele (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
beugel:
beugel (Q098p Schimmert),
ring:
rink (Q098p Schimmert)
|
De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18378 |
beugeltas |
beugeltas:
beugel tesj (Q098p Schimmert),
beugel-têsch (Q098p Schimmert)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (Q098p Schimmert),
beuken:
-
beuken (Q098p Schimmert),
zwarte beuk:
-
zwartbeuken (Q098p Schimmert)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukel:
-
beukele (Q098p Schimmert)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
21023 |
beurs |
onder de oksaal:
unger dn oksāol (Q098p Schimmert)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21099 |
beurse plek |
bluts:
blutsj (Q098p Schimmert)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
een kind krijgen:
n kind kriege (Q098p Schimmert),
ə kind krīēgə (Q098p Schimmert),
get geboren:
is gêt gebōre (Q098p Schimmert),
kramen:
kroame (Q098p Schimmert)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|