19259 |
bevel |
bevel:
bevel (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
è bevĕl (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
opdracht:
opdrach (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
benadrukt:
benàŏdrŭkt (Q098p Schimmert),
bevelen:
bevele (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
beville (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert)
|
bevel [SGV (1914)] || iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
razelen:
rāzǝlǝ (Q098p Schimmert)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
28745 |
bevertien |
bevertien:
bevertien (Q098p Schimmert)
|
Katoenen, eenzijdig geruwd weefsel met een inslag in satijnbinding, voor werkkleding, in hoofdzaak blauw, ook wel in drabkleur of zwart geverfd; als gestreepte broekstof ook moleskin genoemd (Van Dale, pag. 327). [N 62, 95]
II-7
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhok:
vōrhǫk (Q098p Schimmert),
voerij:
[voerij] (Q098p Schimmert)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
dribbelen:
dribbele (Q098p Schimmert),
kwinkeleren:
kwinkelēre (Q098p Schimmert)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32261 |
bewerken van de duig voor het drogen |
africhten:
āfrextǝ (Q098p Schimmert)
|
De duig na het klieven een eerste, ruwe bewerking geven met behulp van de kuipersbijl en het kapmes. Het hout is dan nog zacht en daardoor makkelijker te bewerken dan gedroogd hout. [N E, 12; N E, 13a]
II-12
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wièrooke (Q098p Schimmert)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
wolk:
ein wauk (Q098p Schimmert),
wolken:
de wauke (Q098p Schimmert),
de waŭke (Q098p Schimmert)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
de lucht zit toe:
de lòg zit hoe, doe zies gein sjtarre (Q098p Schimmert)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|