e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar rammelaar: rammelair (Schimmert), rammeleer (Schimmert), remmelaire (Schimmert) Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)] III-2-1, III-3-2
rammelen rammelen: rammele (Schimmert, ... ), rammələ (Schimmert) een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] III-4-4
rammelkar ratelkar: rātǝlkar (Schimmert) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
ramskop ramskop: rāmskǫp (Schimmert) De tweelinghaak aan de voorploeg, waaraan de grindelketting bevestigd is. [N 11, 31.II.o; N 11A, 139d] I-1
rand van een hoed luif: luif (Schimmert), rand: rank v.d. hood (Schimmert) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
randjesbloem begijntje: begiensje (Schimmert) Randjesbloem (arabis alpina/caucasica). De bloemen zijn groot en room-wit, ongeveer 15 mm groot (de kroonbladeren wijd uitgespreid), en zij groeien in dichte trossen; onder aan de hoofdstengels zitten ook korte zijstengels zonder bloemen, ze zijn ondiep i [N 92 (1982)] III-2-1
rank rank: rank (Schimmert, ... ), ranken (mv.): (ranke) (Schimmert), reng (mv.): reng (Schimmert, ... ), WLD  de rêng (Schimmert), rengen (mv.): (renge) (Schimmert), steeltje: sjteelkes (Schimmert) rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3
rank paard raspaard: raspē̜rt (Schimmert) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ranken van de wingerd ranken: reng (Schimmert) [SGV (1914)] I-7
ransuil ransuil: ransuul (Schimmert) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1