e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
restant vissen fuik: foek (Schimmert), net: nèt (Schimmert), snoek: Duitsche sch  schnook (Schimmert), snoek (mv.): Duitsche sch  schneuk (Schimmert), zalm: zalm (Schimmert) fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] || zalm [N100 (1997)] III-4-2
restant vogels duikelaar: brilduiker: wit en zwarte eend, de woerd heeft een ronde witte veer naast zijn oog; het wijfje is grijs met bruine kop (brilduiker, duikelder)  dŭŭkelaer (Schimmert), witoogeend: roodbruin duikeendje, verwant met de kuifeend (bruintje, witoogeend, duikelder)  dŭŭkelaer (Schimmert), kleine zwaan: klein swaan (Schimmert), krooneend: krooneend: eend met grote roodbruine kop en een rode snavel; het wijfje heeft slechts een bruine kop (krooneend, kroonkop)  krŏŏnēēng (Schimmert), mus: musch (Schimmert), musmannetje: musch-menneke (Schimmert), muswijfje: musch-wiefke (Schimmert), pijlstaartje: pijlstaart (56 bruine kop; witte nek; puntstaart; meest op trek  pielstertsje (Schimmert), pielstèrtsje (Schimmert), smient: smient (46 bruine kop met gele bles; grijs boven; maakt fluit geluid; trek en winter  sjmint (Schimmert, ... ), vliegen: vlege (Schimmert) brilduiker [N 83 (1981)] || kleine zwaan [N 09 (1961)] || krooneend [N 83 (1981)] || mannelijke huismus (ruigeltje) [N 83 (1981)] || pijlstaart [N 09 (1961)] || smient [N 09 (1961)] || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)] || witoogeend [N 83 (1981)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Schimmert, ... ), dasse (Schimmert), des (Schimmert), tam: taam (Schimmert), wild: wild (Schimmert) das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || tam [DC 19 (1951)] || wild [SGV (1914)] III-4-2
retraitant retraitant: retraitant (Schimmert) Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)] III-3-3
retraite retraite (fr.): retraite (Schimmert) Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)] III-3-3
retraitehuis retraitehuis: retraite-hŏĕs (Schimmert) Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)] III-3-3
reumatiek reumatiek: rimmətīēk (Schimmert), ruumatiek (Schimmert), vliegende gicht: vlīegende gig (Schimmert) Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] III-1-2
reuzel, bladvet reuzel: reuzel (Schimmert) reuzel [SGV (1914)] III-2-3
revers revers: rǝvē̜r (Schimmert), revers (fr.): rever (Schimmert) De omslag van de kraag op de borst. [N 59, 124; N 62, 31d; MW] || Hoe noemt U: de revers? [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
rib rib: rub (Schimmert, ... ), rŭb (Schimmert) rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)] III-1-1