17961 |
schoppen |
schoppen:
schŭppe (Q098p Schimmert),
schöppe (Q098p Schimmert),
sjûpe (Q098p Schimmert),
stampen:
sjtampə (Q098p Schimmert)
|
schoppen [SGV (1914)] || Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24492 |
schors (alg.) |
schil:
sjel (Q098p Schimmert),
schors:
schors (Q098p Schimmert),
WLD
de schŏrsch (Q098p Schimmert)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24721 |
schors van naaldbomen |
schil:
sjel (Q098p Schimmert)
|
De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18283 |
schort zonder borststuk |
halve scholk:
hauwe sjolk (Q098p Schimmert),
voorscholk:
veur-scholk (Q098p Schimmert)
|
voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28818 |
schortenbont |
cotonnade:
katǝnāt (Q098p Schimmert),
scholkenstof:
šǫlkǝštuf (Q098p Schimmert)
|
Bonte stof voor schorten, meestal van katoenen stof. [N 62, 86; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
25069 |
schortvol |
scholkvol:
sjolk vol (Q098p Schimmert),
schoot:
schaŏt (Q098p Schimmert),
sjaot (Q098p Schimmert)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21367 |
schot |
schot:
scheut (Q098p Schimmert)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
19506 |
schotel |
diepe schaal:
dēēpe schāōl (Q098p Schimmert),
pateel:
petail (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
pe͂tīēl (Q098p Schimmert),
schotel:
bijv. vlaa-
schōō:tel (Q098p Schimmert),
grote schotel
schōō.tel (Q098p Schimmert),
metaal aardewerk of porselein
sjotel (Q098p Schimmert)
|
schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || teil, in de betekenis van aarden pan of diepe schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
klein teldertje:
klein telderke (Q098p Schimmert),
schoteltje:
scheutelke (Q098p Schimmert)
|
schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
schouwer (Q098p Schimmert)
|
schouder [SGV (1914)]
III-1-1
|