33416 |
schuurpoort |
poort:
[poort] (Q098p Schimmert),
schuurpoort:
šȳrpǭrt (Q098p Schimmert)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19369 |
schuurtje |
kot:
kot (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
schop:
schôp (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
sjop (Q098p Schimmert),
schuurtje:
schuurke (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
sjuurke (Q098p Schimmert),
stal:
utje op de a
schtal (Q098p Schimmert)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] || schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schuw:
sjuh (Q098p Schimmert),
sjuu (Q098p Schimmert),
WLD
schōēw (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (Q098p Schimmert)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
silderie (Q098p Schimmert),
WLD
selderīe (Q098p Schimmert)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
t simenarie (Q098p Schimmert)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28799 |
serge |
serge:
sɛržǝ (Q098p Schimmert)
|
Licht gekeperde wollen stof waarvan de inslag minder glad en minder dicht is dan de ketting en slechts weinig in het gezicht komt. Volgens de informant van Q 16 is sergette serge waarin zijde is verwerkt. [N 62, 75d; N 59, 201]
II-7
|
19778 |
sering |
meibloem:
meibloom (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
[SGV (1914)]sering [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
19401 |
servies |
glaswerk:
glaswerk (Q098p Schimmert),
servies:
servīēs (Q098p Schimmert),
serviesgoed:
serviesgood (Q098p Schimmert)
|
Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33526 |
siererwt |
siererwten:
seer erte (Q098p Schimmert)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende klimplanten: lathyrus odoratus (pronkerwt) (tevens snijbloem) [N 73 (1975)]
I-7
|