e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aankondigingskastje aanplakkast: aanplekkas (Schimmert), gebooi: gebooi (Schimmert) de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)] III-3-1
aanmelken aantrekken: āntrɛkǝ (Schimmert) Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61] I-11
aanmeten (de) maat nemen: dǝ mǭt nømǝ (Schimmert) Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a] II-7
aanrekenen manen: Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.  maane (Schimmert), schrijven: schrieve (Schimmert) betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)] III-3-1
aanrijgen rijgen: rijgen (Schimmert), ritsen: ritse (Schimmert), vlechten: vlegtə (Schimmert) tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4
aanspanningspunt, kam van de eg kram(p): kra.mp (Schimmert) Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.] I-2
aanstaan gaden: gaaien (Schimmert, ... ) behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] III-1-4
aanstieren aanstieren: ānštērǝ (Schimmert) Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.] I-11
aanstoot add. ergeren: ergerre (Schimmert) Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)] III-3-3
aanstoot geven zich misdragen: zich misdrage (Schimmert), zich niet gedragen: zich nēēt gedrāāge (Schimmert) mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)] III-1-4