21707 |
aankondigingskastje |
aanplakkast:
aanplekkas (Q098p Schimmert),
gebooi:
gebooi (Q098p Schimmert)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34182 |
aanmelken |
aantrekken:
āntrɛkǝ (Q098p Schimmert)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
28929 |
aanmeten |
(de) maat nemen:
dǝ mǭt nømǝ (Q098p Schimmert)
|
Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a]
II-7
|
21872 |
aanrekenen |
manen:
Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.
maane (Q098p Schimmert),
schrijven:
schrieve (Q098p Schimmert)
|
betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25096 |
aanrijgen |
rijgen:
rijgen (Q098p Schimmert),
ritsen:
ritse (Q098p Schimmert),
vlechten:
vlegtə (Q098p Schimmert)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32776 |
aanspanningspunt, kam van de eg |
kram(p):
kra.mp (Q098p Schimmert)
|
Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.]
I-2
|
18887 |
aanstaan |
gaden:
gaaien (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
ānštērǝ (Q098p Schimmert)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
23969 |
aanstoot add. |
ergeren:
ergerre (Q098p Schimmert)
|
Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18970 |
aanstoot geven |
zich misdragen:
zich misdrage (Q098p Schimmert),
zich niet gedragen:
zich nēēt gedrāāge (Q098p Schimmert)
|
mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|