e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vak van een kast loket: lóket (Schimmert), vak: (groot)  vak (Schimmert), vakje: (klein)  vèkske (Schimmert) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
valeriaan valeriaan: WLD  faldriaan (Schimmert), valeriaankruid: valeriaan-kroet (Schimmert) Valeriaan (valeriana officinalis 50 tot 120 cm groot. De stengels zijn alleen bovenaan vertakt; de bladeren zijn groot en tegenoverstaand, ze zijn samengesteld of diep ingesneden. De bloemen zijn tweeslachtig en roze van kleur. De plant is sterk geurend [N 92 (1982)] III-4-3
valgordijn, rolgordijn rol: rol (Schimmert), valgordijn: valgordien (Schimmert) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
valhoedje valhoedje: valheudsche (Schimmert) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
vallen vallen: valle (Schimmert) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vals vals: valsj (Schimmert) valsch [SGV (1914)] III-1-4
vals spel aaszakkerij: aoszakkerie (Schimmert), foetelarij: foetelerie (Schimmert) Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals spelen foetelen: foetele (Schimmert), sjachelen: sjtachele (Schimmert) Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
valse plooi valse plooi: valšǝ plǫw (Schimmert) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
valsspeler aaszak: aoszak (Schimmert), valserik: valserik (Schimmert) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2