19454 |
vak van een kast |
loket:
lóket (Q098p Schimmert),
vak:
(groot)
vak (Q098p Schimmert),
vakje:
(klein)
vèkske (Q098p Schimmert)
|
Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24616 |
valeriaan |
valeriaan:
WLD
faldriaan (Q098p Schimmert),
valeriaankruid:
valeriaan-kroet (Q098p Schimmert)
|
Valeriaan (valeriana officinalis 50 tot 120 cm groot. De stengels zijn alleen bovenaan vertakt; de bladeren zijn groot en tegenoverstaand, ze zijn samengesteld of diep ingesneden. De bloemen zijn tweeslachtig en roze van kleur. De plant is sterk geurend [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
rol:
rol (Q098p Schimmert),
valgordijn:
valgordien (Q098p Schimmert)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
18658 |
valhoedje |
valhoedje:
valheudsche (Q098p Schimmert)
|
hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17822 |
vallen |
vallen:
valle (Q098p Schimmert)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
valsj (Q098p Schimmert)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
22333 |
vals spel |
aaszakkerij:
aoszakkerie (Q098p Schimmert),
foetelarij:
foetelerie (Q098p Schimmert)
|
Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (Q098p Schimmert),
sjachelen:
sjtachele (Q098p Schimmert)
|
Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29107 |
valse plooi |
valse plooi:
valšǝ plǫw (Q098p Schimmert)
|
Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW]
II-7
|
22332 |
valsspeler |
aaszak:
aoszak (Q098p Schimmert),
valserik:
valserik (Q098p Schimmert)
|
Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|