18279 |
vouw |
plooi:
plau (Q098p Schimmert),
vouw:
vāuwe (Q098p Schimmert),
(va-uw).
vāuw (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt U: een plooi [N 62 (1973)] || vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
17923 |
vouwen |
vouwen:
vàuwe (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
21149 |
vrachtwagen |
camion (fr.):
camion (Q098p Schimmert),
vrachtwagen:
vrachwagen (Q098p Schimmert),
vrâch-wāge (Q098p Schimmert)
|
een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21397 |
vragen |
vragen:
vroage (Q098p Schimmert)
|
vragen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33693 |
vredewis |
rijzer:
rīsǝr (Q098p Schimmert),
stropop:
struǝpup (Q098p Schimmert),
strowis:
struǝwęš (Q098p Schimmert)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemd iemand:
vrēem eemes (Q098p Schimmert),
vreemde man:
eine vrême man(ne) (Q098p Schimmert)
|
Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)] || vreemde [een ~ man] [SGV (1914)]
III-3-1
|
32943 |
vregelpaal |
treuil (fr.):
trø̜̄l (Q098p Schimmert)
|
In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.]
I-3
|
32944 |
vregelstok |
vregelstek:
vręi̯gǝlštęk (Q098p Schimmert)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
19341 |
vreugde |
lol:
lol hebbe (Q098p Schimmert),
plezier:
Opm. spasj = pret.
plezeer (Q098p Schimmert)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] || vreugde [SGV (1914)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kameraŏd (Q098p Schimmert),
vriend:
einen troewe vrund (Q098p Schimmert),
vrund (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
vrønt (Q098p Schimmert)
|
trouwe [een ~ vriend] [SGV (1914)] || vriend [SGV (1914)] || vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND]
III-3-1
|