33481 |
zwarte bes |
zwarte wiemeren:
zjwarte wiemere (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt u: de zwart aalbes (zwart bes, morsbes, brandewijnbes, aalbes) (soorten?) [N 72 (1975)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
blad loes (Q098p Schimmert),
WLD
blaadloes (Q098p Schimmert)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18365 |
zwarte gebreide dameskous |
zwarte hoos:
zwarte haose (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert)
|
dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18644 |
zwarte gevederde muts met kinbanden |
kornet (<fr.):
kernèt (Q098p Schimmert)
|
muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34039 |
zwarte koe |
moor:
mōr (Q098p Schimmert)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (Q098p Schimmert)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaarkop:
blǭrkǫp (Q098p Schimmert)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
krauw:
kraauw (Q098p Schimmert),
krauw (Q098p Schimmert)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|
18621 |
zwarte muts? |
kapotje (<fr.):
kĕpûtsche (Q098p Schimmert)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24865 |
zwarte nachtschade |
nachtschade:
naxšā (Q098p Schimmert),
wolfsbes:
wolfsbes (Q098p Schimmert),
WLD
wolfsbes (Q098p Schimmert)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] || Zwarte nachtschade (solanum nigrum). Een 10 tot 40 cm grote, kruidachtige plant, niet windend; de stengels zijn iets behaard of kaal; de bladeren zijn iets eivormig, gaafrandig of iets bochtig getand; de bloemen groeien in schermvormige trossen, wit van k [N 92 (1982)]
I-5, III-4-3
|