e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buurmeisjes van een gestorven kind naburen: nāōbers (Schimmert) De buurmeisjes van een gestorven kind [Lievevrouwemeisjes]. [N 96D (1989)] III-3-3
buurt buurt: buurt (Schimmert), nabuurschap: in de noaberschap (Schimmert), naoberschap (Schimmert) buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten kallen: kalle (Schimmert), kortavonden: kortôvende (Schimmert), plenken: WNT: plenken, 3. ... in de gebuurte den avond al koutende doorbrengen.  plenke (Schimmert), plenken (Schimmert) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
caleidoscoop kijkbuis: kiekbuus (Schimmert), kijkbus: kiekbus (Schimmert) Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)] III-3-2
calvarieberg op het kerkhof calvariegroep: calvariegroep (Schimmert) De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)] III-3-3
calèche calche (fr.): caleche (Schimmert), calèche (Schimmert) een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)] III-3-1
canadapopulier canadas: eine canadas (Schimmert), WLD  canadas (Schimmert) De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] III-4-3
canon eucharistiegebed: eucharistie-gebed (Schimmert) Het op het sanctus volgende hoofdgedeelte van de mis, de canon = eucharistisch gebed. [N 96B (1989)] III-3-3
canonborden canonborden: canonborden (Schimmert) De canonborden op het altaar. [N 96B (1989)] III-3-3
cape cape (eng.): cape (Schimmert) cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)] III-1-3