23876 |
bedevaartplaats |
bedevaartsplaats:
bedevaartsplaats (Q032p Schinnen)
|
Een bedevaartsplaats, bedevaartsplaats, genadeoord. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23878 |
bedevaartprentje |
herinneringsprentje:
herinneringsprentje (Q032p Schinnen)
|
Een prentje ter nagedachtenis aan een bedevaart. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23879 |
bedevaartvaantje |
pelgrimsvaantje:
pelgrimsvaantje (Q032p Schinnen)
|
Een vaantje of vlagje dat tijdens een bedevaart gedragen en daarna als gedachtenis aan die bedevaart bewaard wordt, bedevaartsvaantje, -vlagje, pelgrimsvlagje. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24054 |
bediend worden |
bediend worden:
bedeend waere (Q032p Schinnen),
bedeend wiēēre (Q032p Schinnen),
voorzien worden:
verzeen (Q032p Schinnen)
|
Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bedene (Q032p Schinnen),
bedène (Q032p Schinnen),
bèdeene (Q032p Schinnen),
bədeenə (Q032p Schinnen),
voorzien:
emes verzeen (Q032p Schinnen)
|
de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
19213 |
bedorven (persoon) |
bedorven:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
bedorve (Q032p Schinnen),
verwend:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
vərwint (Q032p Schinnen)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bedrege (Q032p Schinnen),
bedreige (Q032p Schinnen),
besodemieteren:
besodemietere (Q032p Schinnen),
besodemieteren (Q032p Schinnen),
bezeiken:
bəzeikə (Q032p Schinnen),
kloten:
kloaotə (Q032p Schinnen),
verneuken:
verneuken (Q032p Schinnen)
|
bedriegen [SGV (1914)] || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bedreger (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
bədreegər (Q032p Schinnen)
|
iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
štɛl (Q032p Schinnen)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedreufd (Q032p Schinnen),
bedreufd zin (Q032p Schinnen),
bedreuft (Q032p Schinnen),
bedruift (Q032p Schinnen),
droevig:
dreuvig (Q032p Schinnen),
leed:
leid (Q032p Schinnen)
|
bedroefd [SGV (1914)] || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|