17643 |
lende |
lende:
lenje (Q032p Schinnen)
|
lendenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
vroegjaar:
vreugjaor (Q032p Schinnen)
|
lente [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
18955 |
lepe, doortrapte kerel |
fijne, een -:
fiene (Q032p Schinnen),
fîênə (Q032p Schinnen)
|
een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19553 |
lepel |
lepel:
leipel (Q032p Schinnen)
|
lepel [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
21748 |
leraar |
leraar:
liëraar (Q032p Schinnen)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18340 |
leren beenkap |
gamasche:
[Bet.?]
kamasje (Q032p Schinnen)
|
Kent u nog andere productie die de schoenmaker maakt? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
21375 |
leren, studeren |
studeren:
sjtudeire (Q032p Schinnen)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
30744 |
letterzetten |
letterzetten:
lętǝrzętǝ (Q032p Schinnen)
|
Letters en cijfers schilderen. [N 67, 82b]
II-9
|
30653 |
letterzetter |
letterzetter:
lętǝrzętǝr (Q032p Schinnen)
|
Penseel waarvan de haarbundel spits toeloopt. Het wordt gebruikt bij het schilderen van naamborden, opschriften etc. [N 67, 42b]
II-9
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (Q032p Schinnen),
leugen (Q032p Schinnen),
leugə (Q032p Schinnen)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|